DE ARBEIDERSOPVOEDING IN BELGIË

VOORWOORD

De Centrale voor Arbeidersopvoeding viert dit jaar de twintigste verjaring

van haar stichting. Terzelfder tijd is de Arbeiders hogeschool het tiende jaar van haar bestaan ingetreden. Deze beide omstandigheden leken ons gunstig om een bondige studie over de arbeidersopvoeding in België uit te geven.

 

We hopen dat deze brochure, welke het werkje, dat Hendrik de Man in 1922 aan de Beweging voor Arbeidersopvoeding in België wijdde, volledig en bijwerkt, den lezer een bevredigend overzicht zal geven over de opvoedingswerken in den schoot van de Belgische Werkliedenpartij.

 

We hopen vooral, dat ze bijdragen zal tot een betere kennis en waardering

van twee instellingen die, naar het ons toeschijnt, van nu af het bewijs van hun nut geleverd hebben en die op den steun van gans de arbeidersbeweging moeten kunnen rekenen om de belangrijke taak, die haar toevertrouwd geworden is, te kunnen volbrengen.

 

Het gedeelte, dat betrekking heeft op de Centrale voor Arbeidersopvoeding, werd opgesteld door Max Buset. Dat over de Arbeiders hogeschool

is van de hand van Léon Delsinne.

 

De Schrijvers.

HAAR STICHTING

De stichting van de Centrale voor Arbeidersopvoeding, in februari 1911,

is de uitkomst van een reeks sporadische inspanningen, welke, na de nederlaag na de algemene werkstaking van 1902, door arbeidersorganisaties der verschillende gewesten uit het land werden beproefd. Ze werd geboren uit de noodzakelijkheid, die zich op dat tijdstip meer en meer deed voelen, de kennis van het socialisme onder de massa van het Belgisch proletariaat te verspreiden en onderlegde militanten voor de arbeidersbeweging to vormen. Emiel Vandervelde, leider van de B. W.P., gebruikte heel zijn zedelijk gezag, zowel om de Partij er toe te brengen de Centrale te stichten, als om deze de eerste geldmiddelen te verschaffen, die voor het van wal steken onontbeerlijk waren. Louis de Brouckère leidde een actieve en aanhoudende propaganda ten voordele van de nieuwe instelling; hij hielp haar met zijn wijzen raad, zowel bij haar oprichting als tijdens gans haar verdere ontwikkeling. Hendrik de Man, die de eerste algemene secretaris van de Centrale voor Arbeidersopvoeding was, zoals hij, tien jaar later, de eerste bestuurder van de Arbeiders hogeschool zou zijn, zette de instelling in mekaar met zulk een meesterschap, met zulk een zekerheid van oordeel, dat ze zich tot op heden heeft kunnen ontwikkelen 20nder buiten het raam te treden dat hij reeds in 1911 getrokken heeft. Onder materieel oogpunt, werd de stichting van de Centrale, op een ogenblik waarop de Partij zich in een toestand bevond die veel weg had van ellende, mogelijk gemaakt dank zij de edelmoedige tussenkomst van twee schenkers, die niet tot de arbeidersbeweging behoorden : de heer Paul Verstraete schonk, in 1910,

een som van 20.000 frank; de heer Ernest Solvay stortte, door bemiddeling van Emiel Vandervelde, 75.000 frank in 1910, 25.000 frank in 1911 en een miljoen in 1913. Het is van belang te onderlijnen, dat al deze schenkingen onvoorwaardelijk geschiedden. Nimmer hebben zij de Centrale belet een klasse instelling te zijn, die uitsluitend onder toezicht en in dienst stond van de socialistische arbeidersbeweging. Deze zou er overigens weldra toe komen haar de geldmiddelen, die ze nodig had, volledig zelf te bezorgen, terwijl de jaarlijkse aflossingen van het Solvay fonds ondertussen een andere bestemming gevonden hadden.

DE VÓÓR OORLOGSE PERIODE

Tot aan het uitbreken van den oorlog, ging de Centrale vooral over tot veelvuldige proefnemingen, die de waarde van haar innerlijke structuur en van haar werkmethoden moesten op de proef stellen. Zij richtte zich derwijze in, dat ze zich bij het tweetalig karakter van het land aanpaste en de culturele zelfstandigheid, zowel van Vlamingen als van Walen, waarborgde, terwijl ze tevens de onontbeerlijke eenheid van richting behield. In den beginne stuwde ze krachtig aan op de centralisatie der opvoedingsbeweging. Het was een gelukkige politiek op een ogenblik dat de Centrale ongeveer de enige was die een helder inzicht had in wat de arbeidersopvoeding zijn moest. Maar ze stootte weldra op het particularisme van Antwerpen, van Brussel, van Luik, evenals op de stijgende moeilijkheid de immer talrijker wordende bedrijvig heden van uit de verte te bezielen en te leiden. Deze ondervinding leidde er later de Centrale toe do decentralisatie in de hand te werken. Ze omringde zich geleidelijk van medewerkers en voorzag zich van de diensten die haar zouden toelaten, na in de breedte gewerkt te hebben, ook in de diepte door te dringen. Het is aldus dat zij, van den aanvang af, beschikte over een Kunstafdeling, geleid door Lala Vandervelde. In 1930, richtte zij een Vlaams en een Frans secretariaat op, die toevertrouwd werden, het ene aan Désiré Bouchery, het andere aan Charles Massart, die beiden den titel droegen van bestendigen leraar, Ze ging over tot de samenstelling van een Centrale wetenschappelijke Bibliotheek, door de bibliotheken van het Internationaal Socialistisch Bureau, van Cesar de Paepe, van Hector Denis, samen te brengen op de zesde verdieping van het Volkshuis van Brussel, en vertrouwde het beheer er van toe aan Eugeen De Swaef en aan J. Antoine, onder de wetenschappelijke leiding van Hippolyte Vanderrydt (†). Om to helpen aan de ontwikkeling van de socialistische bibliotheken van het land, richtte ze een Centralen Dienst der Bibliotheken op, beheerd door Eugeen De Swaef. Met medewerking van Oscar Vincart, bracht ze een documentatie bureau tot stand. Ze poogde een Socialistische cinema-dienst op te richten, waarvan François Goeman secretaris was. Ten slotte omringde ze zich van een groep leraars en voordrachtgevers, waaronder men de beste socialistische militanten uit dien tijd telde, benevens intellectuele liberalen die bereid waren mee te werken aan de algemene opvoeding van de arbeidende klasse. Terzelfder tijd spande de Centrale zich in om hot onontbeerlijk contact met de leiders der arbeidersorganisaties, zowel plaatselijke of gewestelijke als landelijke, tot stand te brengen en overal waar het mogelijk was, richtte ze Plaatselijke Comiteiten voor Arbeidersopvoeding op. Aldus uitgerust, en haar ingeving puttende uit verwezenlijkingen die dag tekenden van voór haar stichting en uit voorbeelden welke haar algemene secretaris in 't buitenland had kunnen waarnemen, ontwikkelde de Centrale haar opvoedende bedrijvigheid in het land zoveel ze kon door cursussen, voordrachten, studiereizen, den verkoop van boeken aan de socialistische bibliotheken en, in 1914, de eerste Syndicale week, deze van Cue mes, inrichten. De cursussen van de Centrale waren in dien tijd van tweeërlei aard: de ene, zoals de nationale socialistische of syndicale scholen, richtten zich tot de bestendigen der arbeidersbeweging on beoogden hun theoretische en wetenschappelijke vorming; de andere, zoals de plaatselijke scholen, werden ingericht met het oog op de beste elementen onder de arbeidersmassa en hadden als doel dezen in te wijden in de studie van de leerstelling, de organisatie en de hoofdproblemen van de arbeidersbeweging. Beide soorten scholen omvatten een tamelijk groot aantal lessen: soms 15, 18 en zelfs 24. Elke uiteenzetting werd onveranderlijk door een uur bespreking gevolgd en men drong sterk bij de leerlingen aan om schriftelijke werken te maken over de behandelde stof. De voordrachten hingen af van een dienst die a Socialistische Uitbreiding genoemd werd, benaming die op het eerste zicht tamelijk zonderling schijnt, maar waarin men vooral de uitgesproken wilsuiting moet zien te reageren tegen de afnemende vogue » van de voordrachten van het type Universitair Uitbreiding of van het type Volksuniversiteit , door tot de arbeiders te spreken in een taal welke ze begrijpen konden, over dingen die van aard waren hun belang in te boezemen als proletariërs, in den culturele zin zowel als in den maatschappelijke zin van het woord. Die voordrachten beoogden voornamelijk de eerste elementen van het socialisme te doen kennen aan de massa van dezen, die noch den vrijetijd, noch den lust hadden cursussen te volgen. Bijkomstig streefden ze er naar, hun toehoorders de grondbeginselen van een algemene vorming in zake gezondheidsleer, opvoeding, kunst en wetenschap te geven. De reizen en de studieweken streelden een nauwkeuriger en meer utilitair doeleinde na: de militanten in staat stellen de stof, welke de cursussen hun verstrekt hadden, aan te vullen door oordeelkundig gekozen arbeiders instellingen te bezoeken of door onderling, in een atmosfeer van studie,

problemen in verband met hun leidende functies te bespreken. De twee methoden hebben ten andere hun sporen verdiend. De reis van de syndicale leiders naar Berlijn, in 1912 namelijk, hoeft een groten invloed gehad op de evolutie van de vakbeweging in België. De traditie van de studiereizen wordt overigens in stand gehouden, zoals men het in het gedeelte gewijd aan de Arbeidershogeschool zien zal, voor wat de Syndicale Week te Cues-mes betreft, blijkt de belangstelling welke ze onder de syndicale leiders wekte, voldoende uit het feit dat men er sedert den oorlog nog vijf ingericht heeft. Geheel het onderwijs van de Centrale heeft vóór den oorlog schommelt tussen twee strekkingen, welke overigens niet onderling tegenstrijdig waren. De ene wilde de bekommeringen van theoretische aard op den voorgrond stellen. Ze ging vooral uit van Hendrik de Man, die zeker nooit de problemen van de arbeidersorganisatie onderschat heeft en trouwens zelf een merkwaardig beheerder was, maar wiens gehele vroegere universitaire en socialistische vorming, die hij  voornamelijk in Duitsland opgedaan had, er hem toe bracht boven alles belang te stellen in de vraagstukken in verband met de leerstelsels. De andere strekking helde veeleer over naar de studie van de arbeidersbeweging in haar organisatievormen, in haar actiemethoden, in haar strijdvoorwaarden, en ging graag uit van het kritisch onderzoek van de feiten om te komen tot de leerstelling. Ze werd vooral vertegenwoordigd door Louis de Brouckère, evenzeer als de Man een universitair mot cón uitgebreide cultuur, een man van de leerstelling, maar die een enorme ondervinding van de arbeidersbeweging bezat en sedert tal van jaren onafgebroken aan haar bedrijvigheid deelnam. De vooroorlogse periode stelde ten slotte de Centrale in de gelegenheid den grondslag te leggen van een pedagogie der arbeidersopvoeding, door haar te doen ondervinden van welk belang het is, wanneer men zich voornamelijk tot arbeiders richt, slechts met zorgvuldig voorbereide en methodisch geordende uiteenzettingen voor den dag te komen; een eenvoudige taal te spreken, die rechtstreeks tot hen doordringt; de concrete voorbeelden te vermenigvuldigen, veeleer dan met abstracte begrippen te werken; uit te gaan van gegevens geput uit de praktische ervaring der leerlingen en niet van een theoretisch peil van schoolse kennis; zoveel mogelijk gebruik te maken van het bord, van licht beelden of van kinema als illustratiemiddelen; den leerlingen een uitgebreide syllabus ter hand te stellen, dien ze. na den cursus kunnen lezen; hen tijdens de bespreking na de uiteenzetting actief te doen tussenkomen, enz Het is nochtans slechts na den oorlog dat het onderwijs van de Centrale zich werkelijk al deze vaststellingen te nutte maakt. Over het geheel, waren de eerste drie jaren van de werking van de Centrale buitengewoon vruchtbaar aan positieve uitslagen.

DE OORLOGSPERIODE

De oorlog verplichtte alle opvoedende bedrijvigheid gedurende vier jaar een afwachtende houding aan te nemen. Het personeel van de Centrale was nochtans op zijn post gebleven, uitgezonderd Hendrik de Man, die voor gans den duur van den veldtocht als vrijwilliger in dienst was getreden en als algemene secretaris vervangen werd door Laurent Vandersmissen (+), secretaris van den Algemenen Raad van de B.W.P., en vervolgens door Hippolyte Vanderrydt (+). Maar de vreemde militaire bezetting, de gedwongen slaap van de arbeiders beweging, de beperkingen van allen aard die door den bezetter zo aan de vrijheid van reizen als aan de vrijheid van vergaderen werden aangebracht, de ontvoeringen van werklozen naar Duitsland, de verarming en do demoralisatie van de bevolking, maakten het bijna onmogelijk het ondernomen werk voort te zetten. De Centrale slaagde er nochtans in een zekere bedrijvigheid Te ontplooien, Van den winter 1915-16 af, richtte zij opnieuw cursussen en voordrachten in doorheen het land, dit trouwens dank zij het feit, dat zij zelf geheel den financiële last er van op zich nam. Het is langs den Vlaamse kant dat die inspanningen tot de beste uitslagen leidden, Dan wanneer voor en na den oorlog de opvoedende bedrijvigheid van de Centrale immer in het Frans gedeelte van het land het dubbele en het drievoud geweest is van wat ze in Vlaanderen was, werd de verhouding gedurende den oorlog omgekeerd. Het schijnt wel dat de bezetter wat minder lastig gewest is in Vlaanderen dan in Wallonië, maar het succes van de ondernomen inspanningen moet zonder twijfel grotendeels toegeschreven worden aan de bedrijvigheid van den toenmalige Vlaamse secretaris, Désiré Bouchery. Zo de Centrale or niettemin slechts in slaagde op discrete wijze in he: land te werken, nam ze de omstandigheden te baat om haar innerlijke organisatie te volmaken, zonder overigens op dat ogenblik te weten dat al de werken, welke ze aldus gereed maakte, in de na oorlog periode aan haar toezicht zouden ontsnappen, De Centrale Dienst der Bibliotheken zette zijn verkoop van boeken aan de socialistische bibliotheken voort. De Centrale wetenschappelijke Bibliotheek, welke zowat 25.000 werken bevatte, werd in orde gebracht een inventaris werd opgemaakt, de kinema dienst legde verschillende ontwerpen voor organisatie ter studie, zowel om het benuttigen van de kinema en van do lichtbeelden in de opvoedende bijeenkomsten te vergemakkelijken, als om een zeker toezicht uit te oefenen over de keuze van de films voor de kinema's der Volkshuizen. Het Documentatie bureau, ten slotte, nam de oorlogsperiode te baat om talrijke documenten te verzamelen, namelijk over het problemen van de houding van de socialisten ten opzichte van den oorlog en het militarisme. Aan dit alles dient nog toegevoegd, dat de Centrale meer dan één talentvolle medewerker door den oorlog verloor. We vermelden namelijk Fernand Dardenne (†), werkers zoon en intellectueel met schitterende gaven, die nu een van de helderste koppen van de Partij te zijn, hadden de oorlog hem niet op zo'n jeugdigen leeftijd weggeveegd. Over het geheel, bracht de oorlog de Centrale een harden slag toe. Gelukkig slaagde zij er in het onontbeerlijk geraamte van de opvoedende beweging te bewaren en vond men haar, bij het sluiten van den wapenstilstand, gereed om haar opmars te hernemen.

DE NA OORLOG PERIODE

Het zou vruchteloos zijn hier een enigszins omstandige historiek van die periode te willen geven. Het zou uitweidingen vergen waarvoor binnen het beperkte kader van een brochure geen plaats is. We bepalen er ons dus bij de hoofdtrekken van de bedrijvigheid van de Centrale in de naoorlogse periode naar voren' te brengen, niet zonder onmiddellijk te doen opmerken hoe kritisch het is gebeurtenissen te beoordelen die nog niet lang genoeg voorbij zijn om ons toe te laten een bepaald oordeel te vellen. De geschiedenis van de Centrale sedert den oorlog is in de eerste plaats gekenmerkt door een diepgaande verandering in de algemene voorwaarden waarin de opvoedingsbeweging haar werk verricht heeft.

DE HOUDING VAN DE ARBEIDERSBEWEGING

In verhouding tot de vooroorlogse periode, heelt de arbeidersbeweging het ledental van haar politieke, syndicale, mutualistisch en coöperatieve groepen verviervoudigd of vervijfvoudigd. Als gevolg daarvan heeft de behoefte aan arbeidersopvoeding zich nog sterker doen gevoelen, zowel om de nieuwe aangeslotenen onze leerstelsels en onze organisatievormen te doen kennen, als om de ontoereikend geworden kaders uit te breiden, De arbeidersbeweging is al dadelijk een groter belangstelling gaan betonen in de opvoedingswerken, groter belangstelling welke op verschillende wijzen tot uiting gekomen is. zo, bijvoorbeeld, werd het Comiteit van de Centrale uitgebreid om plaats te maken voor vertegenwoordigers van al de grote nationale centrale organisaties. Dan wanneer, vóór den oorlog, de organisaties enkel bij uitzondering tussen kwamen om de financiële middelen van de Centrale samen te stellen, hebben ze zich van bij de herneming van de bedrijvigheid edelmoediger getoond, Zo zijn er toe gekomen nu zelf volledig in haar behoeften te voorzien, daar de annuïteiten van het Solvay-fonds voortaan niet meer in aanmerking komen in de begrotingen. Deze zelfde organisaties hebben in 1921, ten koste van aanzienlijke uitgaven, de Arbeidershogeschool tot stand gebracht. Gewestelijk, hebben de politieke, syndicale en andere groepen financieel en zedelijk bijgedragen tot het oprichten van de Gewestelijke Comiteiten voor Arbeidersopvoeding. De Plaatselijke Comiteiten zelf, in groten getale opgericht na den oorlog, hebben tamelijk dikwijls de sympathie en den steun van de plaatselijke arbeidersorganisaties genoten, Er zijn natuurlijk hoogten en laagten geweest, verschillen in houding van de een organisatie tot de andere, van het ene gewest tot het andere, maar in

't geheel mag men zeggen dat de arbeidersbeweging werkelijk een ernstige inspanning gedaan heelt om de werken voor arbeidersopvoeding te ontwikkelen.

PERSONEEL EN MEDEWERKERS

Daarentegen, is de arbeidersstrijd inniger geworden. Hij heeft zich ontrold te midden van gewichtiger gebeurtenissen en meermaals werd de opvoeding op het achterplan van de onmiddellijke bekommeringen geschoven. Anderzijds, zijn niet weinig militanten, en niet zelden de besten, meer en meer door de eisen van den dagelijkse strijd van het opvoedingswerk aangewend geworden. Deze omstandigheid, gevoegd bij de noodzakelijkheid over een groter aantal medewerkers te beschikken, heeft de Centrale er toe geleid, zowel voor haar bestuursdiensten als voor haar cursussen en voordrachten, beroep te doen op de medewerking van een cultureel en sociaal type dat gevoelig van het vooroorlogse type verschilt. Dan wanneer vóór den oorlog het overwegende type dát was van den socialistische intellectueel met universitaire cultuur en, over het algemeen, van burgerlijke oorsprong, heeft de naoorlogse periode het type van den auto didactisch op het voorplan gebracht, van den arbeider die, ten koste van arbeid en persoonlijke studie, uit de rangen naar voren getreden is. Misschien is daaruit gesproten een oppervlakkiger en minder stoutmoedige visie van de toekomstmogelijkheden van de opvoedingsbeweging on zeker een groter bezorgdheid het onderwijs nog beter aan het werkelijk cultureel peil en aan den utilitaire géest van den Belgische arbeider aan te passen. Verlies aan vurigheid langs den enen, pedagogische vooruitgang langs den anderen kant. Een zuiver nadelige verandering was deze : het leidend personeel van de Centrale is tot in 1919 buitengewoon standvastig geweest; van dan af, zijn de veranderingen veelvuldiger geweest dan goed was voor den samenhang van do werking. Ziehier, inderdaad, de tabel van het personeel sedert den oorlog:

 

Algemeen secretariaat

Hendrik de Man, tot April 1919.

Arthur Jauniaux, van Mei 1919 tot December 1920.

Hendrik do Man, van Januari 1921 tot Augustus 1922.

Arthur Jauniaux, van September 1922 tot December 1927.

Désiré Bouchery, van Januari 1928 tot Juli 1929.

Max Buset, van Augustus 1929 af.

 

Vlaams secretariaat

Désiré Bouchery, tot Juni 1921.

Piet Landsvreugt, van Juli 1921 tot November 1927.

Gust De Muynck, van December 1927 tot Oktober 1928.

Edgard Delvo, van November 1928 af.

 

Frans secretariaat.

Charles Massart, tot September 1919.

Charles Dopasse, van Oktober 1919 tot 1921.

Georges Bohy, van December 1921 tot Juli 1922.

Hector Masson, van Juli 1922 tot Juni 1928.

Max Buset, van Juli 1928 tot September 1929.

Joseph Devalte, van Oktober 1929 af.

 

In de afdelingen zijn de veranderingen van personeel nog veelvuldiger geweest, vooral in de plaatselijke afdelingen, waar de titularissen met een verbazend gemak hun post aan een ander overgelaten hebben. Men mag het procent van de Plaatselijke Comiteiten, die van secretaris veranderen, elk jaar op 20 à 40 te schatten. Ook hebben de Centrale en haar Gewestelijke Comiteiten, die zich afsloofden om goede plaatselijke beheerders te vormen, dar werk ieder dienstjaar moeten herbeginnen, Er dient nochtans gezegd, dat de gewestelijke secretarissen, wier rol belangrijker geworden is, en een aanzienlijk aantal plaatselijke secretarissen bewijs geleverd hebben van een duurzamer gehechtheid aan het gemeenschappelijk week Langs den kant van de voordrachten lesgevers, heeft de snelle ontwikkeling van de bedrijvigheid een ruimer aanwerving en een minder strenge keuze der medewerkers onvermijdelijk gemaakt. Nochtans werd tot opeenvolgende schiftingen overgegaan. Men is er ten slotte toe gekomen een uitstekende ploeg samen te stellen, waarvan de kern gevormd wordt door de ouderen van vóór den oorlog en

door een schaar jongeren, al of niet universitaire, die ware specialisten der arbeidersopvoeding geworden zijn. Niettemin doet ook hier het gebrek aan krachten zich nog immer voelen.

DE FINANCIEN

De naoorlogse periode is tevens gekenmerkt door immer hernieuwde financiële moeilijkheden. Zo de arbeidersorganisaties, dank zij de stijging van hun ledental, over belangrijkere geldmiddelen beschikt hebben, heeft de toenemende waardevermindering van den frank hen tot in 1927 gedwongen meermaals over te gaan tot het aanpassen van het bedrag van de bijdragen, wat immer moeilijk te bewerkstelligen is en waarvan de uitwerking zich immer laattijdig doet voelen. Daarenboven hebben ze het hoofd moeten bieden aan de stijgende behoefte aan geld, die voortsproten uit de toenemende uitbreiding van hun eigen diensten en uit de stichting van nieuwe werken, wier financiën, ten minste toch bij den aanvang, door de arbeidersbeweging moesten verschaft worden. Het gevolg van dien staat van zaken was, dat de arbeidersorganisaties een zeer ernstige inspanning deden ten voordele van de opvoedingswerken, en dat deze inspanning toch immer onvoldoende was, uitgezonderd op twee tijdstippen: vooreerst, in 1921, jaar waarin de Arbeidershogeschool opgericht werd, die, ware zijn niet tot stand gekomen, zeker op dit ogenblik nog niet zou bestaan; vervolgens, na 1929, toen de stabilisatie van den frank eindelijk haar uitwerking had doen voelen, werd het mogelijk de toekomst met meer vertrouwen in te zien en zelfs de financiële middelen van de Centrale in zekere mate te verhogen. Er dient nochtans onmiddellijk aan toegevoegd, dat de bedrijvigheid zich sindsdien zodanig uitgebreid heeft, dat, van nu af aan reeds, het financieel toppunt bereikt is en dat, al doen ze zich in een anderen zin voor, de geldelijke moeilijkheden niettemin weldra opnieuw zullen oprijzen, Aan den anderen kant hebben de organisaties, na bij gelegenheid toelagen verleend te hebben naar gelang zij er om gevraagd werden, besloten deze financiële lasten te normaliseren, door een speciale bijdrage voor de arbeidersopvoeding vast te stellen. Die werkwijze werd voor de eerste maal aangenomen in 1922, ingevolge de oprichting van de Arbeidershogeschool. Vervolgens werd ze veralgemeend en ook voor de Centrale toegepast. Een maatschappij zonder winstgevend doel, De Vrienden der Arbeidersopvoeding, werd opgericht en kreeg als opdracht al de gelden te centraliseren bestemd voor de opvoedingswerken : de bijdrage van de vier grote organisatievormen (Partij, vakbonden, coöperatieven, mutualiteiten), en zo namelijk tussen de Centrale en de School te verdelen. Dat stelsel, dat het toekennen van uitzonderlijke toelagen uitsluit, heeft de arbeidersorganisaties gevrijwaard tegen ongelegen aanzoeken en laat haar toe de wisselvalligheden van haar eigen begrotingen te verminderen. Anderzijds verzekert het regelmatiger inkomsten aan de opvoedingswerken en, bijgevolg, een groter doorlopendheid in hun werking. Maar gaat de behoefte aan vermeerdering zich gevoelen, dan wordt het een deel probleem, het ware, onwillige apparaat van de nationale congressen, die soeverein beslissen, in beweging te brengen.

DE VLAAMSCHE KWESTIE

Anderzijds, heeft de Vlaamse kwestie zich na den oorlog scherper dan ooit gesteld, De Vlamingen, socialisten er in begrepen, zijn vastbesloten opgekomen voor de verovering van hun culturele zelfstandigheid. De slag werd geleverd rond het Parlement, maar hij heeft ook verwarring gewekt die zich tot in de arbeidersbeweging, tot in de beweging voor arbeidersopvoeding, heeft doen voelen. De Centrale mag het recht opeisen immer ten volle rekening te hebben gehouden met de taal- en culturele rechten van de Vlamingen. Maar zonder

twijfel is het moeilijk voor een massabeweging, vurig, hartstochtelijk, soms mystiek als de Vlaamse beweging is, koel beredeneerd het onderscheid te maken. Wat er ook van zij, in Vlaanderen heeft zich een netter afgetekende strekking tot gewestelijk particularisme vertoond dan deze die men om andere beweegredenen in Wallonië terugvindt. Opvoedingswerken zijn er opgericht geworden buiten de Centrale omdat zonder enig verband met deze. Het bleek moeilijker voor de Centrale daar door te dringen. Er dient onmiddellijk aan toegevoegd, dat het gezond verstand van de overgrote meerderheid der Vlamingen, hun bekommering vóór alles socialisten to zijn, bun geest van tucht, hun eerbied om de werkerseenheid te verzekeren, immer een scheiding onmogelijk gemaakt hebben, scheiding welke overigens even noodlottig zou zijn voor de opvoedingsbeweging als voor de arbeidersbeweging in haar geheel.

Van haar kant, heeft de Centrale alles gedaan wat in haar macht was en ze zal dit blijven doen gewetensvol het recht op culturele zelfstandigheid te eerbiedigen, mits inachtneming van het minimum administratieve centralisatie, dat haar. wenselijk toeschijnt, om redenen van financiële en morele aard, er is dus geen gevaar te wachten. En, bij voorbeeld, de opvoedingswerken die in Vlaanderen buiten de Centrale om opgericht werden, werken nu, op één uitzondering na, op onafgebroken en hartelijke wijze samen met de Centrale, uitslag die grotendeels dient toegeschreven aan de verstandige tussenkomst van een Vlaamse leider van de Centrale Désiré Bouchery. Anderzijds tekent de aanzienlijke vooruitgang van de bedrijvigheid van de Centrale sedert 1929 zich minstens even sterk af in Vlaanderen als in Wallonië.

DE DECENTRALISATIE

Trouwens, wanneer we het wat meer van nabij beschouwen, is het Vlaamse vraagstuk slechts een bijzonder uitzicht van een omvangrijker probleem, dat na het eindigen van den oorlog opgerezen is : dát van de decentralisatie van de opvoedingsbeweging. Het is ontstaan uit de ontwikkeling zelf van de bedrijvigheid, welke te uitgebreid geworden is opdat de Centrale nog zou kunnen beantwoorden aan al de behoefte van de talrijke afdelingen, die ze nu in het land bezit, zonder te rekenen dat het toch niet gemakkelijk, ja onmogelijk is, een nationaalplan aan de bijzondere karaktertrekken en behoeften van duidelijk verschillende gewesten aan te passen. Deze decentralisatie is vooral gebleken door het vermenigvuldigen en de groeiende onafhankelijkheid van de na den oorlog gestichte Gewestelijke Comiteiten. Dit ging niet zonder soms voorbijgaande onenigheid te doen ontstaan. Zekere van die Comiteiten hebben een beetje naïef de ambitie gehad Centralen in 't klein te worden en hebben enigszins verwaarloosd hun actie te coördineren met deze van de Centrale. Maar dat zijn jeugdzonden; ze nemen niets weg van de enorme diensten welke de Gewestelijke Comiteiten aan de beweging bewezen hebben en nog bewijzen. Misschien is de decentralisatie een van de gelukkigste uitslagen van na den oorlog, en de toekomst zal er ons waarschijnlijk toe leiden ze nog verder door te drijven, ze tevens met 20rg rangschikkend

AMPUTATIES EN INKRIMPINGEN

Als slot van dit overzicht over de veranderingen welke de algemene voorwaarden, waarin de Centrale sedert den oorlog werkt, ondergaan hebben, stippen we aan, dat ze voortaan niet meer al de opvoedingswerken omvat en dat verschillende opvoedende bedrijvigheden zich nu buiten haar invloedssfeer uitoefenen, Die evolutie kwam tot uiting op twee wijzen. Enerzijds, hebben werken, die door de Centrale opgericht geworden waren, er zich van losgerukt. De Centrale Dienst der Bibliotheken werd in 1923 geliquideerd, terzelfder tijd als de Boekhandel van het dagblad « Le Peuple D, en in hun plaats richtte men een afzonderlijke samenwerkende maatschappij op: De Wilde Roos ,boekhandel en uitgevershuis van de Belgische Werkliedenpartij. De Centrale wetenschappelijke Bibliotheek in 1921, naar de Arbeidershogeschool overgebracht, en, in 1921, toegevoegd aan het boekenfonds behorende tot het Internationaal Socialistisch Bureau. De Kinema-dienst, waarin men grootte hoop gesteld had, stootte, van haast hij tot verwezenlijkingen wilde overgaan, op zoveel moeilijkheden, dat hij er van den wapenstilstand af toe gebracht werd enkel nog den dienst der clichés voor lichtbeelden toebehoorden en ten slotte wemolt. De idee werd slechts her opgevist in 1930, maar baten de Centrale om, bij de stichting van de Socialistische Kinema centrale. Het documentatie bureau werd in 1920 aan de Centrale ontnomen, om versmolten te worden met den Dienst van Sociale Wetgeving van de Partij en den Dienst voor financiële documentaties van de Syndicale Commissies, on werd her documentatie bureau van de B.W.P., onder bescherming van het Instituut Solvay voor Arbeiders opvoeding. De Dienst van uitstappen en reizen, in 1925 de Reisdienst van de Centrale geworden, werd er van afgescheiden en gaf ontstaan aan opossum, onafhankelijke samenwerkende maatschappij. De maandbladen Ontwikkeling en Educatie Recreatiezone, voor het eerst in 1919 uitgegeven, verdwenen in 1928, om plaats te maken voor de officiële tijdschriften van de Partij: Ontwikkelingen L'Avenir social », dit na een vruchteloze poging tot versmelting. Gelang de bron veel te zeggen vallen om deze opeenvolgende amputaties te verklaren. Zekere kunnen verrechtvaardigd worden door het feit dat het gaat om instellingen die, zich ontwikkelende, een commercieel karakter gekregen hebben, en dat het moeilijk 200 zijn voor een organisme als de Centrale voor Arbeidersopvoeding zaken te beginnen doen. Doch de bijzonderste verklaring moet gezocht worden in de financiële moeilijkheden, die de Centrale van den wapenstilstand tot 1920 en van 1922 tot 1928 gekend heeft, wat niet geschiedde zonder soms de leiders van de Centrale te door te drukken en to ontmoedigen. Laat ons nochtans zeggen, dat de Wilde Roos, de Socialistische Kinema Centrale, het documentatie bureau, Post Deum, hun moeder niet verloochend hebben; dat ze, in de mare van hun wederzijdse middelen, medewerken aan het opvoedingswerk van de Centrale, en dat, zoals we verder zullen zien, in hun plaats, nieuwe diensten zich aan de Centrale zijn komen hechten. Anderzijds, hebben arbeidersorganisaties, niet meer alleenlijk plaatselijke en gewestelijk, zoals het reeds vóór den oorlog het geval was, maar patronale dezen keer, de gewoonte genomen, zonder langs de Centrale rond te komen, de opvoedende bedrijvigheden, die de Centrale heel in 't bijzonder aanbelangen, geheel of gedeeltelijk zelf te organiseren. Zo was het vroeger voor de Centrale van Bouw en Hout, die opvoedende voordrachten inrichtte voor haar leden. Zo is het heden nog voor de Syndicale Commissie, welke voortaan zelf haar syndicale weken inricht; voor den Coöperatieven Dienst, die cursus opvoeding in België ondertussen inricht voor de vorming van het personeel der coöperatieven; voor het Arbeidersjeugdverbond, dat voordrachten, studiekringen en speciale cursussen inricht; voor do Federatie van jonge garde die op dit ogenblik dezelfde strekking vertoont; voor de vrouwenbeweging, waarvan het Nationaal Comiteit en zekere gewestelijke afdelingen voordrachten voor vrouwen inrichten, nu eens in overeenstemming met de Centrale, dan weer onafhankelijk. Dit alles spruit geenszins voort uit geringschatting of uit vijandschap vanwege die organisaties ten opzicht van de Centrale. De meeste hebben afgevaardigden in het Comiteit van de Centrale, die van haar kant in hun Uitvoerend Comiteit vertegenwoordigd is. Voor andere bedrijvigheid dan deze die we bovenstaand vermeldden, Doen diezelfde organisaties beroep op de medewerking van do Centrale, nemen de haar aangeboden diensten aan, werken met haar samen. De nauwkeurige verklaring van deze eigenaardige houding verschilt van het ene geval tot het andere, We beperken er ons bij te zeggen, dat over ’t geheel Centrale is de opvoedende behoeften van de organisaties te ontdekken en zelf tot haar te gaan om ze het middel aan de hand to doen om er het hoofd aan te bieden. Ze heeft dat niet altijd gedaan, voor redenen van uiteenlopende aard, waarvan we reeds de belangrijkste vermeld hebben, en die de Centrale er toe gebracht hebben een ware politici van inkrimping te voeren ten opzichte van al wat niet het traditionele en oorspronkelijke voorwerp van haar bedrijvigheid uitmaakte.

  • want dat is trouwens hoofdzaak
  • de rol van de

Het is trouwens om dezelfde trouwe dienst, dat de Centrale in de laatste jaren nikst gedaan heeft om zich de eerste van alle het gebruik te verzekeren van het modern werktuig voor arbeidersopvoeding, dat de radio is. Deze balans kan streng schijnen. Ze werd enkel aldus opgemaakt door de bekommering objectief te blijven. Maar, naast die negatieve waarden en de onzekere schuldvorderingen, werden ook posten van het hoogste belang ingeschreven op credit, en alles samen helt de balans duidelijk over in het voordeel van de instelling. Kortom, de Centrale heeft sedert den oorlog een dubbele crisis doorgemaakt : een groeiende crisis, voortspruitende uit de aanzienlijke uitbreiding van haar bijzonderste bedrijvigheid, en een innerlijke crisis, van financieel en van psychologische aard tevens, voortspruitend uit het feit dat ze, innig verbonden zijnde met de arbeidersbeweging, den terugslag moest ondergaan van de talrijke wisselvallig, te midden waarvan deze haar eigen opgang moest bewerkstelligen in de verwarde en moeilijke naoorlogse periode. In andere woorden, de Centrale zat vast tussen de noodzakelijkheid het hooft te bieden aan de immer talrijker en dringender behoeften van opvoer dienen aard en de onmogelijkheid de middelen in geld en in krachten te vinden die ze nodig had. Geen anderen uitweg vindend, offerde zij haar bijzondere diensten op, die ze trouwens, ten rechte of ten onrechte, nog enkel als bijkomstig beschouwde, en ze trok gans haar inspanning samen op het volbrengen van haar oorspronkelijke taak: cursussen en voordrachten van allen aard inrichten door heel het land, In die richting is ze trouwens schitterend geslaagd. Wat meer is, na in 1927-28 de laagste grens van haar budgettaire en zedelijk inzinking bereikt te hebben, heeft ze partij getrokken uit het feit dat de omstandigheden haar opnieuw gunstig werden om vroegere initiatieven te doen herleven, er nieuwe te nemen en, stap voor stap, rond de centrale kern van cursussen en voordrachten, aanvullende diensten herop te richten, diensten welke haar, wanneer ze zich uitbreiden, een voldoende verscheidenheid van middelen zullen verschaffen om tot de arbeiders door te dringen

NA OORLOGSCHE ONTWIKKELING

Welke zijn, inderdaad, de Algemene uitslagen van de naoorlogse bedrijvigheid? Eerst en vooral, con breder uitstralen over het land. Op dit ogenblik beschikt do Centrale over 395 Plaatselijke en 19 Gewestelijke Comiteiten. In den loop van het laatste dienstjaar, dat van 1930-31, heeft ze uitslagen kunnen boeken welke nooit bereikt geworden waren : 207 cursussen en studiedagen en 2449 voordrachten, Ze heeft zich de medewerking verzekerd van ongeveer 100 leraars en voordrachtgevers langs den Vlaamsen kant, en van ongeveer 180 langs den Fransen kant, waaraan zowat 220 van de gewestelijke lijsten dienen toegevoegd. Het aantal toehoorders is soms aanzienlijk : 500 tot 800 aanwezigen op onze voordrachten. Een goed aantal van deze bijeenkomsten worden door ganse gezinnen bijgewoond De grote verscheidenheid van de ingerichte voordrachten en cursussen, waaronder er niet weinig een speciaal karakter hebben en bestemd zijn voor bijzondere reeksen toehoorders, laten toe door dringen tot een publiek van een tamelijk grootte verscheidenheid. Zo men er de beweging der socialistische bibliotheken en de bedrijvigheid van het onlangs opgerichte arbeiders toerisme aan toevoegt, kan men het aantal militanten, die elk jaar door deze actie gemobiliseerd worden, ramen op meer dan duizend, en tot tien duizenden personen dringt die werking door. In het geheel genomen, is er geen enkele democratische gemeente van enig belang meer waar niet een of ander opvoedingsmiddel van de Centrale ter beschikking staat van de arbeiders. Terwijl de opvoedende werking zich aldus in de breedte uitbreidde, heeft ze tezelfdertijd tot op een zeker punt haar aard gewijzigd;  het is belangwekkend dit in het licht te plaatsen.

ALGEMEENE OPVOEDING

De veralgemening van den achturendag na den oorlog heeft niet alleenlijk de arbeiders toegankelijker gemaakt voor de idee zich te ontwikkelen. Ze heeft terzelfder tijd het probleem van den vrijen tijd van den arbeider gesteld, wat de Centrale er noodgedwongen toe bracht haar werking uit te breiden in een gebied dat ze voor: den oorlog nauwelijks even aangeraakt had : de algemene opvoeding van de arbeidende klasse door alle middelen, die van aard waren tot een gezond gebruik van den vrijen tijd te leiden on die verenigbaar waren met de bekommering aan de opvoeding te werken. Men zou zich trouwens niet kunnen indenken dat een werk voor arbeidersopvoeding, zelfs met politiek karakter, zich er zou bij bepalen leiders te vormen en den aangeslotenen de leerstelling te onderwijzen, zonder zich om hun algemene vorming te bekommeren, en men zou evenmin begrijpen dat een Partij, die er prat op gaat to strijden voor de ontvoogding van do arbeiders op politiek-economisch terrein, zich in ’t geheel niet zou inspannen om die ontvoogding tevens op verstandelijk en op zedelijk gebied te verwezenlijken. Van 1919 af zou de Centrale dus naar middelen uitzien om de onderwerpen van voordrachten over kunst, wetenschap, gezinsopvoeding, gezondheidsleer, zedenleer, te vermenigvuldigen. Ze spoorde haar plaatselijke Comiteiten aan, regelmatig die voordrachten in te richten, ze op te luisteren met muziek uitvoeringen, toneel- of kinema-vertoningen, zowel om het gans arbeidersgezin er toe te brengen ze bij te wonen, als om te gelijkertijd tot de kunstopvoeding van de toehoorders bij te dragen. De uitslagen waren niet altijd uit voldoende op do hoogte zijnde en zonder geldmiddelen, leidde het vele Plaatselijke Comiteiten er enkel toe, goede voordrachten te bederven door de middelmatige programma's, waarmee ze deze deden gepaard gaan. Gewoon grootte bijeenkomsten te belezen waar de toehoorders weldra met honderden hee stroomden, kwamen ze er toe het nut van hun initiatieven te meten naar het aantal deelnemers. Het werd immer moeilijker zo te doen besluiten een Socialistische School te openen, die immers toch nooit meer dan twintig tot veertig personen samenbrengt. Aldus vervielen de plaatselijke secretarissen meer en meer tot de inrichting van openbare voorstellingen, die met opvoeding enkel nog den naam gemeen hadden. Anderzijds liet men zich bij de keuze van de onderwerpen dikwerf leiden door het succes waarop men bij het publiek rekende door een populaire redenaar, een voordracht met lichtbeelden, of een vermakelijk onderwerp aan te kondigen, veeleer dan door de wezenlijke waarde en de opvoedende betekenis van het te kiezen onderwerp. Meer dan één Comiteit verviel aldus in de sleur van de Volksuniversiteiten, die vóór den oorlog zozeer in ene waren. Die evolutief, beter gezegd, die besmetting, welke nauwelijks Vlaanderen en de landbouwgewesten van Wallonië spaarde ten minste deze gelukkige zijde, dat ze, na 1922, meerdere heilzame reacties uitlokte. In zekere gewesten (te Luik, bij voorbeeld) bond men openlijk den strijd aan tegen dit soort opvoedende bijeenkomsten, en men zette terzelfder tijd een krachtdadige propaganda op touw ten gunste van de Studiekringen en de Socialistische Scholen. De Centrale moedigde die strekking destijds ten zeerste aan. Herhaaldelijk hield ze ernstige Vertogen van de Plaatselijke Comiteiten welke zich aan die afwijkingen schuldig gemaakt hadden, en deze onder de naburige gemeenten, die dezelfde formule heel wat verstandiger aanwendden, gaf men hun als voorbeeld. In gemeen overleg met de Gewestelijke Comiteiten, hielp ze solisten, zangers, lyrische kunstenaars aanwerven, die evenwel waarborg boden in moreel als in artistiek opzicht. En vooral beïnvloedde ze zoveel ze kon de keuze van de onderwerpen, door er de Comiteiten toe te brengen meer en meer de voorkeur te geven aan onderwerpen met betrekking op het dagelijks leven van den arbeider : woning, gezondheidsleer, verhoudingen in het gezin, enz. Aangespoord door Isabelle Blume, die van 1923 tot 1928 het vrouwensecretariaat van de Centrale in handen had, kwam men er zelfs toe die vraagstukken als onderwerp te kiezen voor stelselmatige cursussen. Zó leidde de formule der voordrachten voor algemene opvoeding dor arbeidersgezinnen de Centrale er toe een vorm van bedrijvigheid, die voor de arbeidersklasse hoogst belangrijk is, te ontwikkelen. Enkel het te beperkt aantal medewerkers die in staat zijn in die richting te helpen, heeft tot hiertoe de Centrale belet zich ten volle in te spannen om aan de arbeiders de kunst te leren werkelijk goed te leven. Op het gebied der artistieke opvoeding, werden de programma's ten langen laatste bevredigender. De Centrale heeft jacht gemaakt op den pedanten voordrachtgever, die in het hoogste hemel was zijn schijngeleerdheid vóór onwetenden te kunnen uitstallen, en ook op den voordrachtgever geleerde, die, al te zeer doordrongen van de grootsheid van zijn wetenschap, zich nimmer verwaardigen wou op aarde neer te dalen en de taal van eenieder te spreken. Langzaam aan, heeft zo een kern voordracht gevers gevormd, ware volksopvoedérs, die een kunstwerk weten voor te stellen en het zonder moeite kunnen doen begrijpen. Om zich een idee te geven van wat de opvoeding beweging verwezenlijkt om het verstandig gebruik van den vrijen tijd in de hand te werken en bij te dragen tot de algemene opvoeding, mochten wij aan die bedrijvigheid, die op dit ogenblik ongeveer de helft van het aantal voordrachten omvat welke elke winter worden ingericht, nog toevoegen : de uitstappen, reizen, bezoeken aan musea of maatschap politieke instellingen,

de tentoonstellingen van ontspanningswerken, de bibliotheken, de film clubs.

SOCIALISTISCHE OPVOEDING

De hierboven opgesomde initiatieven hebben nooit de Centrale uit het oog doen verliezen, dat haar voornaamste taak is : de leden van de arbeidersbeweging onderrichten om hen in staat te stellen het hunne bij te dragen tot don algemenen vooruitgang van de beweging. Die taak is niet gemakkelijk. In België betekent socialisme vele dingen, en de socialistische opvoeding heeft daardoor vele uitzichten: de Partij, den vakbond, de corporatieve, de mutualiteit, de vrouwenbeweging, de jeugdbeweging. Voor ieder : het organisatietype, de werkmethoden, de eisen, het programma. En daarenboven, de theorie en de leerstelling, die niet kunnen begrepen worden door wie niet eenvoudige begrippen over sociale wetenschappen bezit. Hoe dat alles onderwijzen aan een jongen arbeider, wiens intellectuele bagage over 't algemeen niet verder gaat dan het programma van de lagere school? Gelukkig tellen ook het werkhuis waar hij arbeidt, zijn bestaansvoorwaarden als proletarier, zijn deelname aan de arbeidersbeweging, wat toelaat bij het socialistisch onderwijs to vertrekken van een concreet uitgangspunt, belangstellingspunten vanwaar men er op uittrekt ter veroveringang de wetenschap. Dientengevolge blijft enkel nog een aangepaste pedagogische methode to vinden, De Centrale is daar ongeveer toe gekomen. Dat is niet zonder moeite gegaan, Haar onderwijs vóór den oorlog? Stel u een universitair voor, vertrouwd met de intellectuele leerregels, die aan nederige werklieden het voornaamste en de synthese van zijn eigen kennis aanbiedt. De cursussen waren lang, do stof was schitterend en droog.

Geleidelijk moest men het werk, dat men van den toehoorder vergde, in groter male rekening houden met zijn eigen kennis, zeer vereenvoudigen, hem toespreken in een taal die hij begrijpen kon, uitgaan van gegevens uit zijn eigen ervaring om hem toe te laten op elk ogenblik de beweringen van de leraar daaraan te toetsen. Daarvoor was het nodig een zeker offer to vragen van de medewerkers van de Centrale, nl. dat ze minder oen deel van hun eigen intellectualiteit in 't licht zouden plaatsen, en tevens was een zekere verbeeldingskracht vereist, opdat zo zich beter rekenschap zouden geven van het werkelijke assimilatievermogen van hun leerlingen. Dat was niet gemakkelijk te bekomen. Er schieten me namen te binnen van lesgevers van de Centrale, die er destijds op uittrokken, hun zakken vol vuursteen, en de arbeiders gingen spreken over het stenen tijdvak, om hun het socialisme te leren begrijpen. Heden is de methode gevonden. De cursussen van de Centrale zijn minder uitgebreid. over het algemeen lopen zij over een nauwkeurige, net afgebakende kwestie. De encyclopedische en synthetische opvatting heeft plaats gemaakt voor het bestuderen van gedeelte aan de hand van voorbeelden. Men heeft de historische inleiding laten varen en men gaat uit van de waarneming van de in het heden aanwezige feiten, wat tén minste kan nagegaan worden. Deze opvatting vindt men, op kleiner schaal en bondiger, terug aan de basis van de studiekringen en van de socialistische voordrachten. Zij sluit weer gevaren in zich : ze kan het intellectueel peil verlagen en tot pseudo-vulgarisatie doen vervallen, De Centrale waakt or met zorg over die beide gevaren te vermijden, overigens overtuigd als ze is, dat haar methode, heden geschikt geacht, in een nabije toekomst zal moeten herzien worden, al ware het maar omdat de uitwerking van de veralgemening van het verplichtend onderwijs tot 14 jaar zich weldra zal doen voelen op de lagen jonge volwassenen, die de toehoorders harer bijeenkomsten uitmaken Wat er ook van zij, de Centrale werkt zoo goed mogelijk aan de socialistische opvoeding van de massa. De twee derden van de cursussen en de helft van de onder haar bescherming ingerichte voordrachten zijn ervan gewijd.

KADERSCHOLING

Men zou niet voor moeten zoeken om te ontdekken, dat het moor nog is om militanten to vormen dan om do massa te onderwijzen, dat de Centrale voor Arbeidersopvoeding gesticht geworden is. Het was elk geval de overheersende bezorgdheid van de stichters. Gewettigde bekommering, want het is een levenskwestie voor de arbeidersbeweging, bekwame mannen te vinden, aan wie zo het lot van haar organisaties kan toevertrouwen, Zeker heft ze het voorrecht klemmen tot zich te trekken gesproten uit de ontwikkelde burgerij en die somtijds haar leiders worden, door het gezag van hun uitgebreide cultuur en van hun machtige intellectualiteit. Maar het is duidelijk dat het in den schoot van de arbeidersklasse zoals het merendeel van haar militanten moet vinden. Dezen welke zij zich uitkiest zijn vol goeden wil. De actie sterkt hen, de ondervinding leert hen. Maar de leiding van de arbeidersbeweging is een te ingewikkelde zaak geworden; ze vergt voortaan een te omvangrijke kennis en intellectuele geschiktheid opdat het voor do militanten nog langer mogelijk zou zijn door de praktische ondervinding allen gevormd te worden. Zij moeten studeren, en daar hun tijd en hun middelen beperkt zijn heeft het zijn nut hen daarbij te helpen. Het begin doet na den oorlog, namelijk, heeft zo een gans onderwijs ontwikkeld en zelfs instellingen geschapen om te helpen aan de vorming van de militanten. Haar grootste bedrijvigheid op dit gebied oefende zij uit van 1919 tot 1922, tijdstip van vlugge groei van de arbeidersbeweging, en na 1928, ogenblik waarop do arbeidersbeweging, na zich enigszins het hoofd te hebben laten op gang brengen door politieke successen, haar inspanning opnieuw heeft gericht op organisatie, waar de ware kracht schuilt. In die beide perioden, heeft de Centrale er rekening moeten mee houden, dat de leidende functies voornam erg gespecialiseerd zijn, maar dat de militanten niettemin tevens een voldoende algemene cultuur en een tamelijk juisten algemenen kijk moeten hebben. Z66 is ze er toe gekomen, tijdens haar studieweken of studiedagen zowel als in haar cursussen, een algemene onderwijs en een

gespecialiseerd onderwijs, voortvloeiende uit den aard van de leidende functies, te doen samengaan. Maar dan wanneer het vóór den oorlog vooral de algemene vorming was die de aandacht trok, heeft de naoorlogse periode de arbeidersbeweging tegenover zoveel concrete problemen geplaatst en heeft de zich ontwikkelende arbeidersorganisatie zoveel ondergeschikte functies geschapen, dat het gespecialiseerd onderwijs noodgedwongen den voorrang op het andere verworven heeft. Dat is gebleken uit de inrichting van studieweken, weekends of studiedagen en cursussen voor duidelijk bepaalde reeksen militanten : vakbondssecretarissen, vertrouwensmannen werkhuis afgevaardigden, afgevaardigden der putten in de mijnnijverheid, gemeenteraads leden, werkrechters, politieke propagandisten, leiders van vrouwengroepen, jeugdgroepen, volkskindergroepen, bibliothecarissen, opvoedingssecretarissen, leden van de plaatselijke comiteiten van. coöperatieven, perscomiteiten, enz.

In elk dier gevallen is de formule : de studie of den cursus aanpassen aan de gekozen leidende functie, wier aard men tot in de minste bijzonderheden onderzoekt, om te komen tot het vaststellen van praktische richtlijnen met het oog op het degelijk waarnemen van de functie, zonder te verwaarlozen den leerlingen tevens de elementen van algemene vorming, die hun dienstig kunnen zijn in te prenten gans die inspanning richt zich tot reeds in dienst zijnde militanten. Maar ook in de behoeften van de toekomst moet men voorzien, door de meest belovende elementen onder de jongeren op te sporen en hun de mogelijkheid aan te bieden een goede voorafgaandelijke vorming te verwerven. Op dit gebied heeft de Centrale drie dingen verwezenlijkt: zo heeft haar onderwijs over het ganse land verspreid om aldus de jonge leergierigen tot de studie te. prikkelen; ze heeft de arbeidershogeschool opgericht;, ze heeft, ten slotte, schifting cursussen ingericht, ten einde tot een degelijker aanwerving van leerlingen voor de school te komen, een paar woorden toelichting aangaande dit punt, Het is een oude ambitie van de leiders van de Centrale, haar onderwijs te gradueren en een verband tussen haar plaatselijke cursussen en deze van de arbeidershogeschool tot stand te brengen. Sedert 1929 is dit verband gelegd door het inrichten van gewestelijke cursussen, waartoe in 't bijzonder de goede leerlingen van de plaatselijke scholen uitgenodigd worden. Wanneer die gewestelijke cursussen over heel het land geëindigd zijn, wordt een nationaal examen afgenomen. De beste elementen, die aldus werden opgespoord, worden dan verzocht gratis een studieweek bij te wonen, welke in den loop van de zomer in de arbeidershogeschool gehouden wordt. Gedurende die week, wordt tot een nieuwe selectie overgegaan en dezen die er zich gunstig onderscheiden worden aan de arbeidersorganisaties aanbevolen als kandidaten die in aanmerking kunnen komen om met vrucht voor een ganse zittijd naar de arbeidershogeschool gezonden te worden. Van heden af is dit verband doelmatig gebleken. Er blijft ons enkel nog een volmaakt verband tot stand te brengen tussen de plaatselijke scholen en de gewestelijke cursussen. Hieraan dient toegevoegd, dat deze gewestelijke leergangen van tweeërlei aard zijn : elk jaar is er een cursus voor jonge vakbondsleden en' een andere die veeleer een politiek karakter heeft. Samenvattende, kunnen we zeggen, dat de Centrale zich uitgerust heeft om op doeltreffende wijze bij te dragen tot de specialisatie van de militanten, die reeds een ambt bekleedden, en om de toekomstige kaders van de arbeidersbeweging voor te bereiden.

AANVULLENDE DIENSTEN

De bladzijden welke voorafgaan hebben reeds voldoende aangetoond, dat de Centrale, terwijl ze de inrichting van cursussen, van voordrachten, studiedagen en studieweken tot het hoogste aantal mogelijk opvoert, tevens immer bezorgd geweest is zich met andere middelen te begiftigen om gunstige omstandigheden haar gedwongen hadden er na den oorlog aan te verzaken. Nu de toestand verbeterd is, spant ze zich ernstig in om haar aanvullende diensten opnieuw op te richten. Ze is nochtans verplicht er enerzijds rekening. mee te houden dat haar huidige financiële middelen haar niet veel spel laten en, anderzijds, dat nieuwe instellingen ontstaan zijn, welke ze natuurlijk geen mededinging zal beginnen aandoen en waarmee ze zich wenst te verstaan, wat verkieslijk is in alle opzichten. We voegen er aan toe, dat de stichtingen of, heroprichtingen, waarover we het hier zullen hebben, van betrekkelijk jongen datum zijn en zich dus noodgedwongen door hun bescheiden omvang kenmerken. De Dienst der Bibliotheken is heropgericht geworden. Hij sluit de socialistische bibliotheken aan. Zijn beide maandbulletins: De Bibliothecaris en Les Cahiers du Bibliothécaire, bevatten kritische ontledingen van onlangs verschenen boeken, lijsten van werken ten titel van voorbeeld, bibliotheek economische inlichtingen en studiën. Een ploeg bezoekers werd samengesteld om de bibliothecarissen ter plaatse te gaan zien en hun alle nuttige raadgevingen te verstrekken. Dat initiatief is zeer gunstig onthaald geworden, maar het zal enkel ten volle zijn uitwerking kunnen doen voelen wanneer de Centrale over één of twee bestendige functionarissen zal beschikken om den dienst te beheren. De Centrale heeft eveneens de uitgave hernomen van haar maandbladen.

Opgang en La vie ouvrière konden uitgegeven worden van September 1930 af, doordat het Wauters-fonds op het gepaste ogenblik tussenkwam. Deze beide maandbladen, gedrukt op mooi papier en overvloedig verlucht, zijn volledig gewijd aan het leven van de arbeiders onder zijn verschillende uitzichten. Men vindt er artikels in over de beroepen en de problemen van den industriëlen, arbeid, over de woning, haar inrichting, haar versiering, over het gezinsleven, de opvoeding der kinderen, het benuttigen van den vrijen tijd van den arbeider, zonder te spreken van de artikels ter inwijding tot de kunst of van deze die betrekking hebben op de arbeidersbeweging. Op gebied van toerisme, is de inrichting van uitstappen en reizen met een opvoedend doel hernomen geworden door de oprichting van een nieuw organisme : Le Tourisme ouvrier, dat zich, in het Franse gedeelte van het land, beijvert om de arbeiders, liefhebbers van reizen, te groeperen. Zijn programma omvat al de vormen van toerisme, te beginnen met de traditionele gezamenlijke reis tot de door de Oostenrijkse Naturfreunde  opgehemelde bedrijvigheden : camping, voettochten, rally’s, enz.: het centraal organisme laat in dit opzicht alle vrijheid van keus aan de afdelingen en aan de toeristen zelf. De Dienst geeft een geïllustreerd maandbulletin uit : « Le touriste ouvrier », en, met de hulp van de Arbeiders vakanties , spant zich in om in het land een organisatie van Jeugdherbergen en hutten te ontwikkelen, bestemd om het toerisme te vergemakkelijken en in 't bereik te stellen van de nederigste beurzen. Besprekingen zijn op dit ogenblik aan gang om bij deze poging in nauwe voeling te werken met Opossum. Gezien langs den Vlaamse kant reeds een tamelijk uitgebreid organisme bestond, de Arbeiderstoeristenbond, heeft de Centrale de voorkeur aan gegeven te onderzoeken welke de beste vorm van samenwerking met dat organismes zijn zou. De Arbeiderstoeristenbond is een zelfstandige afdeling geworden van de Centrale; het zal nu volstaan hem met a Le Tourisme ouvrier » te verenigen in den schoot van een Nationale Federatie, en langs dien weg zullen voordelig internationale betrekkingen kunnen aangeknoopt worden. In zake kinema, heeft de Centrale akte nemende van de oprichting van een Socialistische Kinema Centrale, in wier Beheerraad ze trouwens vertegenwoordigd is organisme te benuttigen om films met een werkelijk opvoedende waarde ter beschikking te stellen van haar Plaatselijke Comiteiten. Deze samenwerking is uiterst vruchtdragend gebleken. Anderzijds moedigt de Centrale deze harer afdelingen aan die, naar het voorbeeld van Antwerpen en Mechelen, trachten goede cinema vertoningen in te richten om te reageren tegen den verderfelijke invloed van het merendeel der uitbatende kinema's, zelfs van deze onzer Volkshuizen. In de

laatste jaren, heeft de radio een zeer grootte ontwikkeling genomen. Het radiotoestel is in een groot aantal gezinnen binnengedrongen. Ziedaar een werktuig voor volksopvoeding waaruit groot voordeel kan getrokken worden. De omstandigheden hebben gewild dat de groepering der socialistische radio-liefhebbers tot stand gebracht werd buiten de Centrale om, door twee nieuwe organismen :« Sarov » langs den Vlaamse en « Resef » langs den Franse kant. De Centrale heeft gepoogd een effectief verband te bewerkstelligen tussen deze organismen en de Centrale, in 't belang van de arbeidersopvoeding. Haar oproep vond weerklank langs den kant van a Resef », die een zelfstandige afdeling van de Centrale geworden is. Deze beijvert zich om plaatselijke groepen van « Resef » te stichten en uit te breiden, en ze te doen aansluiten in den schoot van de plaatselijke Comiteiten voor Arbeidersopvoeding. Anderzijds neemt zij actief deel aan het opmaken van de programma's van de uitzendingen van a Resef », en daar deze, dank zij het in België aangenomen stelsel, een ganse dag per week beschikken kan over de microfoon van het N.I.R. (de officiële uitzendpost), ziet de Centrale zich aldus, om haar opvoedende invloed te propageerden, in 't bezit gesteld van een buitengewoon verdragende tribune, vermits men zich kan doen horen door honderdduizenden personen, en waarschijnlijk door tienduizenden arbeiders, in België en in den vreemde.

WE VATTEN SAMEN

De Centrale, die in 1911, dank zij private giften, werd gesticht, is een rechtstreeks uitvloeisel geworden van de socialistische arbeidersbeweging, welke haar volledig haar financiële middelen en ook haar directieven geeft. Ze is, tijdens de eerste jaren van haar bestaan, overgegaan tot verscheidene proefnemingen, die haar positieve gegevens hebben verschaft van waaruit gans haar verdere ontwikkeling is uitgegaan. Eens de tragische parenthesis van den oorlog gesloten, heeft ze zich opnieuw aan 't werk gezet, met een rijkere ondervinding. De vlugge groei van de arbeidersbeweging heeft haar diensten nog beter naar waarde doen schatten. De moeilijkheden van de naoorlogse periode hebben haar nochtans enkel toegelaten zich te ontwikkelen door zich te ontdoen van scheppingen, wier last ze niet langer in staat was te dragen. Maar gezien het rad opnieuw te haren gunste gedraaid heeft, heeft ze haar opmars hernomen, haar traditionele bedrijvigheid uitgebreid en is ze begonnen al de krachten, waarover ze op, zekere tijdstippen harer ontwikkeling beschikt had, opnieuw te vormen en opnieuw te groeperen.

Heden gaat het weer immer stijgend.